Activiteiten maart en april 2021

Gelet op de huidige fase van de coronapandemie – spannend en onzeker – en alle maatregelen van overheidswege die in verband daarmee van kracht zijn, heeft de kerkenraad besloten alle vormings- en toerustingsactiviteiten voor de maanden maart en april – zoals vermeld in het Kompasboekje 2020-2021 – te laten vervallen. Een pijnlijk besluit, maar in de huidige situatie het verstandigste.

Mocht er in de komende tijd aanleiding te zijn dit besluit wat aan te passen, dan zult u daarover worden via de gebruikelijke kanalen – de Zondagsbrief, Getijdenstroom, de website en/of e-mail – worden geïnformeerd.

Meditatie over Jesaja 53:4

Onze ziekten heeft hij gedragen

Ik wrijf mijn ogen uit, maar het staat er echt: “Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen.” Een sterke tekst in Coronatijden! Zo direct had ik het nog niet gehoord. In het vierde lied van de zogeheten “lijdende knecht des Heren” in de profetieën van Jesaja, wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen het lijden van deze messiaanse gestalte en ziekte en smart. Het daarna volgende verband tussen zijn lijden en onze zonden klinkt ons sinds Anselmus bekender in de oren. De kerkvader Anselmus legde in zijn theologie van de verzoening veel nadruk op het plaatsvervangende lijden van Jezus, uitgedrukt in juridische kaders van straf, toorn en voldoening. Het verband dat hier aan de orde is bij Jesaja, staat dichter bij het leven, dichter bij mensen en dichter bij de crisis van dit moment, als troostwoord en boodschap van bemoediging.
Maar laten we niet te snel nieuwtestamentisch denken (een citaat van Bonhoeffer). Het gaat hier allereerst over het volk Israël, in de nood van de ballingschap. Solidair met het lijden van het volk in den vreemde is bij Jesaja vier keer sprake van een godsknecht, die als het ware bemiddelt tussen hemel en aarde, tussen de nood en schuld van het volk en Gods rechtvaardige oordeel en barmhartigheid. Een verlosser kun je deze knecht gerust noemen, al is zijn voornaamste kenmerk dat hij lijdt. Hij lijdt (mede) onder de ziekten en zonden van het volk. Juist zo staat hij dicht bij de mensen. Hij is geen held in Griekse of Romeinse termen, een atleet of krachtpatser. Vlekkeloos. De lijdende knecht des Heren heeft “gestalte noch luister” (53:2). Hij was “veracht en van mensen verlaten” (vers 3). Wij zouden hem over het hoofd hebben gezien. Of de andere kant opgekeken hebben, luidt het kritische woord van de profeet.

Het gehele artikel over ‘Onze ziekten heeft hij gedragen’ vindt u in ‘Getijdenstroom’ nr. 5

 

Psalmen in de nacht

In het hart van het Oude of Eerste Testament staat het boek van de Psalmen. Lofliederen om in de tempel te zingen, 150 prachtige liederen, poëtische gedichten, die passen bij bepaalde tijden van het jaar en bij bepaalde persoonlijke situaties. Tijden van voorspoed en van tegenspoed, tijden van grote dankbaarheid en van diep verdriet. De teksten gebruiken vaak heel krachtige en duidelijke herkenbare beelden. Bijvoorbeeld over planten en dieren, rivieren en luchten, de hemel en de aarde. De teksten richten zich tot het diepste wezen van de mens. De ziel. De ziel is een begrip dat in deze tijd veelal weggedrongen is uit ons dagelijkse taalgebruik. Het is ook een mystiek begrip. Immers niemand, zelfs niet de knapste medicus, weet waar de ziel in ons lichaam zit. Wel is het met gevoelsbeelden te duiden. Oude teksten spreken vaak van een Goddelijke vonk die de mens bij de geboorte is meegegeven als ziel. Die vonk is een heel klein deeltje van de Grote Ziel van de Ene. Of als we spreken van iemand die zich inzet met “hart en ziel” voor iets of iemand. Vaak wordt dan bedoeld dat iemand zeer is toegewijd aan het goede doel, voor het algemeen belang of voor een naaste dichtbij of veraf. Of zoals een zangeres eens vertelde over het luisteren naar muziek. Die “vluchtige” muziek gaat het ene oor in en het andere uit. Bij muziek die je “raakt” blijft er “ergens” in het lichaam iets achter. Die zangeres zei toen, dáár zit de ziel.

Het gehele artikel over ‘Psalmen in de Nacht’ vindt u in ‘Getijdenstroom’ nr. 5

Verlangen

“Ik verlang er naar, u te zien,” schrijft de apostel Paulus in zijn brief aan de Romeinen (1:11). En in de brief aan de Filippenzen spreekt hij ook zijn verlangen uit naar zijn broeders en zusters in Filippi “met de genegenheid van Christus Jezus” (Fil. 1:8). En even verderop zegt hij hetzelfde van zijn metgezel Epafroditus, die Paulus nu terugstuurt naar Filippi (2:26).
Sinds we (bijna) allemaal digitaal zijn gegaan is brieven schrijven wat uit de mode geraakt. Een e-mail wordt soms nog bewaard, maar wat er allemaal op de “social media” wordt rondgestuurd vervluchtigt ergens in de “cloud”. Dat wordt nog wat voor toekomstige historici, als je niet meer kunt beschikken over brieven en correspondentie als bron voor je onderzoek. En we kunnen ons nu dan ook nauwelijks de tijd meer voorstellen, dat er nog geen computers, smartphones, e-mail, internet en whatsapp waren. Gelukkig, dat er ook nog een gedrukte versie van onze zondagsbrief is en een papieren versie van het kerkblad, waarvan vast wel een exemplaar wordt bewaard in een archief.

Het gehele artikel over ‘Verlangen’ vindt u in ‘Getijdenstroom’ nr. 5